Signalen
Waar ze allerlei vaardigheden leren beheersen (nieuwe vrienden maken, aansluiten bij nieuwe verenigingen, afspraken nakomen in het sociale netwerk, persoonlijke hygiëne betrachten) verliezen ze oefening en beheersing van andere ontwikkelpunten uit het oog: waak/slaapritme is verstoord, afspraken met docenten en medestudenten worden niet nagekomen, slecht eten, veel drinken, onvoldoende budgetbeheersing etc..
Wanneer is dit nonchalant gedrag niet normaal meer? Wanneer moet je je ermee bemoeien als ouder? Hoe staat het met de volwassen redzaamheid van de jongens? Mogen we nog als ‘ouder’ zorgen zoals we deden?
In hun bundel ‘De vele gezichten van de gedeelde werkelijkheid’ stellen Lohuis en Polstra (2003) dat de hulpverlening (bijv. studentenadviseurs, psychologen, maatschappelijk werk) allerlei specialistische benaderingen aanbiedt die doorgaans alle werken vanuit een eigen waarheid. Soms worden problemen door zo’n een bepaalde benadering zelfs alleen maar groter. Moeten we ons als ouder ook zien als ‘hulpverlening’ handelend vanuit een ‘eigen waarheid’?
Lohuis en Polstra pleiten voor een aanpak waarin de cliënt (hier: de student) centraal staat. De hulp die wordt aangeboden past dan bij de student en diens opvattingen en vaardigheden.
Er zijn twee kanten aan deze kwestie.
Kunnen we onze jongens al als voldoende volwassen beschouwen? Zijn ze vanaf hun 20ste werkelijk zo volwassen dat we het leven aan hen kunnen overlaten? Of moeten we de resultaten van onderzoek van professor Crone (2009, 2012) indachtig nog onder de vleugels meevoeren en bescherming bieden en verplichten tot afname van ouderlijke zorg?
U begrijpt het al. Ga van uw student uit en onderzoek.
- Laat hij op voldoende levensterreinen toch ‘beheersing’ zien zoals (bepaalde) afspraken maken en nakomen met vrienden, passend reageren op uitnodigingen al naar gelang de vraag van de ander (‘wil je even helpen?’, wat vind jij eigenlijk van dat nieuwe gebouw hiernaast?’), aandacht voor lijfzorg en conditie (wel de nagels knippen, een visie hebben op de eigen haardracht), ‘fit’ als hij god heeft geslapen, interesse in de wereld om hem heen (een krant/tijdschrift, een nieuwtje rond omgeving/mensen) en reageert hij daarop gepast, dan kunt u ervan uitgaan dat uw student fit is, en dat zijn manier van leven de keuze is van iemand die zoekt en ondervind en nog veel moet leren.Voor mensen is het hebben van affectieve banden een noodzakelijke voorwaarde om psychisch gezond te kunnen functioneren. Jongens die zich goed kunnen voelen bij vrienden tonen mogelijk en vooral ‘selectief uitstel gedrag’ zoals omschreven door Ferrari (2010).
- Wanneer uw student op geen van bovenstaande terreinen ‘beheersing’ laat zien en duidelijk en vooral verdrietig is en ‘leeg’, in vrijwel niets zin heeft, nergens plezier aan beleeft, slecht slaapt, eet en moe is bijna elke dag, schuld voelt, niet goed meer kan nadenken en veel somber is en denkt over suïcide, dan kan sprake zijn van depressie. Vooral als deze tekenen van verlies van grip samen komen met ‘live events’ zoals het verlies van een nabij familielid, echtscheiding of verlies van werk.Oplossing: Zoek contact met een hulpverlener, vooral ook om uw eigen zorg te delen met een neutrale ander. Zoek daarnaast contact met uw zoon om met hem samen naar hulp te zoeken. Hulpverlening in de zgn. ‘eerste lijn’ zoals ‘eerste lijns psychologen’ kunt u rechtsreeks benaderen. U kunt via psynip.nl op het spoor komen van erkende psychologen in uw regio.